Ieder schaakstuk loopt op geheel eigen wijze. De koning neemt bijvoorbeeld één stap tegelijk en dat mag recht of diagonaal zijn. De korte en lange rokade biedt de koning nog een extra mogelijkheid in het spel. De dame heeft een ruimere keuze, zij mag niet alleen diagonaal bewegen maar ook horizontaal en verticaal. Zij is dus verreweg het sterkste stuk. De toren mag zich horizontaal of verticaal bewegen, maar is ook het enige stuk dat hetzelfde bereik heeft vanaf de rand als vanuit het centrum, mits er geen blokkade is. De loper gaat diagonaal en kan dus nooit op een vlak van een andere kleur komen.
De paardensprong
De paardensprong is een stuk unieker dan de andere manieren van zetten en is hierdoor ook een stuk bekender. Er zijn zelfs puzzels van gemaakt. Je kunt deze sprong op verschillende manier omschrijven, maar de meest bekende versie is toch wel; eerst twee velden verticaal of horizontaal en daarna één veld loodrecht daarop. Het paard mag dus doen waar hij goed in is, namelijk springen. Het maakt hierbij niet uit of zich er een ander stuk bevindt op het pad van deze sprong. Het paard mag hierbij zowel op een wit als op een zwart vlak komen. In de hoeken staat het paard minder gunstig.